
Jurisprudentie
BG5303
Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807949/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807949/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 25 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8:19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer afgegeven met betrekking tot een melding van [vergunninghouder] over het verplaatsen van de wachtruimte van de internationale chauffeurs van het hoofdgebouw naar een nieuw te bouwen bijgebouw op het perceel [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200807949/1.
Datum uitspraak: 17 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8:19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer afgegeven met betrekking tot een melding van [vergunninghouder] over het verplaatsen van de wachtruimte van de internationale chauffeurs van het hoofdgebouw naar een nieuw te bouwen bijgebouw op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2008, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2008, waar [verzoeker] en anderen, van wie [verzoeker] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. E.M. Herben en J.F. Rings, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en [bedrijfsleider] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college en [vergunninghouder] hebben gesteld dat in dit geval geen sprake is van onverwijlde spoed die vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Ze betogen dat aan het besluit van 25 augustus 2008 nog geen betekenis toekomt, omdat het besluit van 7 mei 2008, waarbij de revisievergunning is verleend waarop de melding betrekking heeft, nog niet in werking is getreden. Het besluit van 7 mei 2008 is volgens hen, gelet op artikel 20.8 van de Wet milieubeheer, nog niet in werking getreden, nu nog geen bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van geluidschermen. Het college en [vergunninghouder] stellen dat hiervoor zelfs nog geen aanvraag om bouwvergunning is ingediend.
2.1.1. Ingevolge artikel 20.8, eerste lid, van de Wet milieubeheer treedt in afwijking van artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, een besluit als bedoeld in artikel 20.6, eerste lid, in gevallen als bedoeld in artikel 8.5, tweede lid, - waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.1.2. [vergunninghouder] heeft ter zitting gesteld dat de aanvraag om bouwvergunning voor het plaatsen van geluidschermen weliswaar nog moet worden ingediend, maar dat, zodra die aanvraag is gedaan, een bouwvergunning naar verwachting snel kan worden verleend, nu het een lichte bouwvergunning betreft. De voorzitter acht het daarom niet onaannemelijk dat het besluit van 7 mei 2008 binnen afzienbare tijd in werking zal treden, waardoor alsdan aan het besluit van 25 augustus 2008 betekenis zal toekomen. De voorzitter ziet daarom geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening reeds af te wijzen om de door het college en [vergunninghouder] bedoelde reden.
2.2. [verzoeker] en anderen stellen dat de verandering van het emballagegebouw zal leiden tot meer geluidhinder in de nachtperiode door een toename van vrachtwagenbewegingen, personeelsbewegingen, dieselmotorgeluid, toeteren bij de slagbomen, gepiep van achteruitrijclaxons en het draaien van koelvriescombinaties van de vrachtwagens.
2.2.1. Het college stelt in het besluit van 25 augustus 2008 dat de voorgenomen verandering in de inrichting niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting op grond van de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken. Daartoe stelt het college onder meer dat de vervoersbewegingen en het aantal vervoersbewegingen niet veranderen door het verplaatsen van de wachtruimte.
2.2.2. Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Wet milieubeheer geldt een voor een inrichting verleende vergunning tevens voor veranderingen van de inrichting of de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder voorwaarde dat:
a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend;
b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zevende lid, onder a, gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en
c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25.
2.2.3. In de schriftelijke melding waarop het besluit van 25 augustus 2008 ziet, is als enige verandering van de inrichting of de werking daarvan vermeld het verplaatsen van de wachtruimte van de internationale chauffeurs van het hoofdgebouw naar een bijgebouw (emballagegebouw). Ter zitting heeft [vergunninghouder] bevestigd dat de verandering geen gevolgen heeft voor de parkeerplaatsen van de vrachtwagens op het terrein van de inrichting en evenmin voor het rijgedrag van en naar de parkeerplaatsen. Voorts is ter zitting gebleken dat de nieuwe wachtruimte in het emballagegebouw dichter zal zijn gelegen bij de parkeerplaatsen voor de vrachtwagens dan de wachtruimte in het hoofdgebouw. Gezien het vorenstaande valt niet in te zien waarom de gemelde verandering zou leiden tot meer of andere vrachtwagenbewegingen en daarmee gepaard gaande activiteiten dan die welke ingevolge de revisievergunning van 7 mei 2008 in de inrichting mogen plaatsvinden. De voorzitter ziet in het door [verzoeker] en anderen gestelde dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de voorgenomen verandering voldoet aan artikel 8.19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2008
288.